Het zijn van een voetbalsupporter is in een paar woorden te omschrijven: klappen, schreeuwen, zingen, springen. Of je nou 65 bent of 12, dokter of scholier; het gevoel van een stadion is magisch. Het gedreun van de trom dringt door je hele lijf heen, de geur van gras, bier, sigaretten en frikandellen dringt je neus binnen en met een beetje geluk krijg je een glas bier in je nek wanneer er gescoord wordt. Geluk vraag je? Ja, geluk, want op zo’n moment is alles mooi.
Ik heb al eerder geschreven over voetbalpubliek; over de onbewuste band die je opbouwt met je medesupporters, gezegend door het warme licht van de floodlights. Vergeef me daarom dat ik dit thema weer aansnijd, maar ik krijg er simpelweg geen genoeg van.
Die onvoorwaardelijke steun voor de 11 man die achter een bal aanrennen, voor de 10 man die op de bank zitten en voor de staf die de boel aanstuurt. Die steun, altijd en overal, dat is wat voetbal mooi maakt. Altijd zingen, overal springen; ongeacht de tegenstander, ongeacht de divisie. Want zeg nou eerlijk? Hoe leuk zou een voetbalwedstrijd zijn als iedereen braaf op een stoel zat met een glaasje prik in de rechterhand en een zakje chips in de linker?
Voetbal is meer dan een wedstrijd van 90 minuten. Voetbal is samen voorbeschouwen, samen nabeschouwen en bij een tegenvallend resultaat samen je hart luchten onder het genot van een koud glaasje bier. Voetbal is je oude schoenen aantrekken, op je gammele fietsje naar het stadion vertrekken en de volgende dag geen stem meer hebben. Maar bovenal is voetbal het opgaan in het moment en twee uur lang samen met je maten alle shit vergeten.
Soms vraag ik me af hoe mijn leven eruit zou zien zonder Fortuna. Wie zou ik nooit hebben leren kennen? Welke beslissingen zou ik wel of niet genomen hebben? Hoe had ik mijn weekenden ingericht? Meestal eindigt deze zoektocht in het terugkijken van oude samenvattingen; in het herleven van de momenten die mij als persoon gevormd hebben. Ook komt zo nu en dan de gedachte voorbij dat ik misschien te ver ga en voetbal een te groot deel van mijn leven laat beheersen, dat de mensen om mij heen me niet meer los kunnen zien van Fortuna. Ergens zal dit best zo zijn. Ergens ga ik vast te ver. Vind ik dit erg? Nee, ik zou het allemaal voor geen cent willen missen.
Voetbal maakt ons supporters wie we zijn: samen als een front achter een club, samen voor je stad, samen als één. Jarenlang zijn we niet begrepen. We waren hooligans, hadden waarschijnlijk maar drie hersencellen en werden uitgelachen omdat we iedere week, in weer of geen weer, naar een stadion gingen om naar 22 mannen te kijken die tegen een bal aan trappen. De laatste paar jaren beginnen we de erkenning te krijgen die we verdienen: we zijn iedereen en we zijn overal. Staantribune en Santos laten iedereen zien waarom we van voetbal houden, Copa en Football Culture geven ons erkenning in de vorm van kleding en de laatste vat nog eens mooi samen wie wij als voetbalsupporters zijn: De onaanpasbaren, We do what we want.
Het seizoen duurt niet meer lang, maar we mogen (hopelijk) nog zeven keer doen waar we goed in zijn. Samen schreeuwen, samen zingen en samen springen. En doe gerust mee op de lange zijde. In het stadion staan we immers samen zij aan zij, want Fortuna dat zijn wij.
Bjorn Meijers